Historie
Voor vele ruiters en amazones is het hét evenement van het jaar, maar hoe het zich ontwikkeld heeft is lang niet bij iedereen bekend. Tijd dus om eens in de geschiedenis van de Brabantse Kampioenschappen te duiken, met dank aan diegenen die zich al jaren met veel enthousiasme inzetten voor onze sport en ons zodoende konden voorzien van allemaal leuke feitjes en ‘inside-information’!
De Brabantse kampioenschappen waren vroeger de NCB Kampioenschappen (Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond), bestaande uit Bisdom Den Bosch, Bisdom Breda, deel van het Rijk van Nijmegen, deel van Zeeuws Vlaanderen.
Op de NCB Kampioenschappen kon je je kwalificeren voor het NKB concours. Dit was een groter concours van NCB, LLKB (Limburgs Land- en tuinbouw bond) en ABTB (Algemene boeren- en tuinbouwbond) samen. Dit besloeg het katholieke gedeelte van Nederland en werd gehouden in Wanroij.
Leuke wetenswaardigheden
- De wedstrijden van de NKB vonden op zondag plaats, de protestantse verenigingen reden uitsluitend op zaterdag.
- Het vier- en achttal rijden, de afdelingsdressuur, stond destijds nog hoog in het vaandel! Heel veel animo van ruiters en amazones, maar ook veel publiek! Tien ringen was heel gewoon.
- De terreinen waren vroeger nog wel wat kleiner dan nu en de individuele dressuur was nog een ondergeschoven kindje. In de vijftiger jaren lagen er maar heel weinig ringen. Zo weinig dat je wel eens gezamenlijk in een ring moest starten! Twee ruiters starten tegelijkertijd dezelfde proef, de een bij E en de ander bij B. En dat alles voor 1 jury.
- Iets anders dat destijds heel anders was, was dat er nauwelijks Z-dressuurruiters waren. Soms in een seizoen maar 1 per kring. En dus ook maar heel weinig Z-dressuurruiters op de kampioenschappen.
- Vroeger was er ook een muziekkorps te paard, hiervoor moesten de lokale ruiters onder het mom van ‘dan heb je een startplaats op het concours’ hun paard afstaan. Dit bleek echter niet altijd het geval...
- Ook ging men vaak op zaterdag alvast onder de man of voor de wagen richting het concours. Overnachten bij de boer en dan op zondag een wedstrijd rijden en weer terug naar huis! Op maandag moesten de paarden immers weer aan het werk…
NCB
De Bond van Rijverenigingen van de Nederlandse Christelijke Boerenbond (NCB) is op 24 november 1926 opgericht om eenheid te brengen in de zuidelijke landelijke ruitersport. Deze bond is opgericht door H. vd Burgt uit Nijnsel, A. Dirven uit Etten, A. vd Huijgevoort uit Hoogeloon, A. Nuijtens uit Oirschot en P. van Haaren uit Tilburg. Het was de bedoeling dat de bond de grote lijnen aangaf en de algemene belangen behartigde, de rest werd gedaan door de 4 kringen, te weten Breda, Oirschot, Helmond en Eersel. De kringafdracht was 25 cent per lid per jaar.
Er werd geen directe aansluiting gezocht met de Landelijke Federatie van Rijverenigingen, (opgericht in 1926)omdat de basisideeën over wie de doelgroep was van een rijvereniging nogal verschilden.Verder werd de NCB opgericht vanuit katholieke overwegingen, terwijl daar bij de KNF geen sprake van was.
Op 11 mei 1928 ging de NCB dan werkelijk van start met in eerste instantie 17 landelijke rijverenigingen, te weten:
Beek, Beek en Donk, Bergeijk, Dongen, Etten, Gilze, Ginneken, Goirle, Hapert, Helmond, Hoogeloon, Nijnsel, Oirschot, Oostelbeers, Oosterhout, Teteringen en Zijtaart.
Later kwamen daar nog 13 rijverenigingen bij, te weten: Alphen, Best, Diessen-Dorp, Diessen-Haghorst, Eerde, Eersel, Gemert, Hilvarenbeek, Hoeven, Rijen, Rijsbergen, Tilburg en Wintelre.
Er bestond in +/- 1928 al een Rijvoorschrift met als doel africhting van de ruiter. Het luidde als volgt:
- Aankweken van liefde voor en kennis van het paard.
- Lichamelijke ontwikkeling door sportieve beweging.
- Schenken van zelfbeheersing en wilskracht.
- Schenken van zin voor gehoorzaamheid, orde, stiptheid, netheid en beleefdheid.
- Meer productief maken van zijn paarden door deskundige training en kennis van hun krachten.
De eerste algemene ledenvergadering was op 11 maart 1930 in Tilburg en ging over de regelementen. Ook werden er eigen carousselnummers (achttal) gemaakt, omdat ze niet met de nummers van De Federatie wilden rijden. In Brabant was er meer sprake van koudbloeden dan bij de Federatie, dus de nummers moesten worden aangepast.
Ook waren er speciale springparcoursen voor koudbloeden, waar de lat letterlijk wat lager lag.
In 1934 richtte de Limburgse Land en Tuinbouwbond (LLTB) een Centrale Limburgse Bond voor Landelijke Ruiters op die later (1936)met de NCB de ABTB (Gelderland/Utrecht) en de LTB (west Nederland) de NKB (Nederlandse Katholieke Bond)vormde. De LLTB bestond uit 17 rijverenigingen in 3 kringen. De ABTB stond voor Aartsdiocesane Boeren en Tuindersbond en werd in 1946 opgericht in het Aartsbisdom Utrecht. Zij bestond uit 24 rijverenigingen. In het Bisdom Haarlem kwamen daar een paar jaar later nog de Land en TuinbouwBond (LTB) bij met een paar rijverenigingen.
In Brabant kwamen er steeds meer concoursen. Om een idee te schetsen uit deze tijd: in 1935 waren er 267 concoursen met in het totaal 273 achttalstarts, 353 dressuur en 420 springstarts. De ruitersport bleef heel hard groeien. In 1933 was het eerste lustrum in Oirschot van de NCB, die nu 80 rijverenigingen telde en Nijnsel werd lustrumkampioen. In 1938 was het tweede lustrum in Hilvarenbeek en er waren 104 verenigingen lid. Het concours duurde 2 dagen, en er werden voor 800 paarden en evenveel ruiters slaapplaatsen gemaakt! Er was een tribune met 800 zitplaatsen en 4000 staanplaatsen. Ook toen was er al veel publiek. St Anthonis werd kampioen.
Aan het begin van de oorlog, in 1940 waren er 113 verenigingen bij de bond, maar in de oorlog liep dat aantal enorm terug; paarden werden gevorderd en mensen opgeroepen voor dienst. Na de oorlog werden er paarden uit Ierland ingevoerd, zij waren voor het werk op het boerenbedrijf onmisbaar voor een land in opbouw. De bond groeide naar 218 verenigingen met 5700 leden. De LLTB was in de oorlog maar heel klein, 36 verenigingen en groeide daarna naar 66.
Na de oorlog bundelden de NKB en de Nederlandse Federatie soms al hun krachten op internationale concoursen en bij koninklijke gelegenheden. Zo was er een defile in 1947 op Soestdijk waar 1000 ruiters aan deelnamen. Ook het 50 jarig jubileum van Wilhelmina en het huwelijk van Prinses Beatrix werden opgeluisterd door ruiters. Bij dat laatste was iedere provincie herkenbaar aan de kleur paarden i.c.m. een tenue. Voor iedere provincie was dat anders. Vanaf 1952 werden er bondsconcoursen (te vergelijken met de hippiade, alleen had je toen een bondsconcours van de NKB en iets soortgelijks van de KNF) georganiseerd. De eerste was in Den Bosch.
Instructeurscursussen
Het werd ook tijd om instructeurscursussen te gaan houden. Deze werden in Brabant gehouden in Bergen op Zoom en Manege De Leijer in Sint Oedenrode. Er werd met name geoefend in caveletti rijden en wijken voor het been e.d. Oefeningen als travers, appyementen e.d waren voor deze instructeurcursussen nog wat te hoog gegrepen.
Amazones
In 1953 kregen ook de amazones uit Brabant toestemming van Bisschop Bekkers om concoursen te rijden. Op het 25 jarig bestaan van de NCB had Deurne een achttal amazones aan de start die wonnen. Overigens won Deurne ook het achttal klasse Zwaar en Licht. Een hele mooie prestatie! Oirschot vierde dat jaar, als een van de oudste verenigingen van Nederland haar 50 jarig bestaan.
In 1961 vierde de NKB haar zilveren jubileum in Gemert, een concours met een voor die tijd astronomisch budget van 16.000 gulden. Er kwamen dan ook 10.000 bezoekers!
Pony's
In 1953 deden de eerste pony's hun intrede. In eerste instantie waren dit alleen Shetlanders, maar vanaf 1958 kwamen daar ook New Forest, Dartmoor en Welsh pony's bij. Met name in de KNF regio's nam het ponyrijden een grote vlucht. In 1958 waren er al 13 ponyclubs en dat aantal groeide gestaag. De NKB liep daarin wat achter. Eind jaren '50 kwam de eerste ponyclub, die nog geen binding had met de NKB. Begin jaren '60 kwam pas het eerste georganiseerde ponyconcours, en in Haaren vonden op 30 september 1962 de eerste gewestelijke ponykampioenschappen plaats.
In eerste instantie waren er maar 2 ponycategorieën; tot 1.10m en de tweede categorie was daarboven. Toen de nieuwe ponyrassen in opkomst waren, was dat niet meer voldoende en werd er een derde categorie ingesteld; 1.20-1.50m. In 1966 kwam de indeling in A-B-C-D pony's. Het duurde nog tot de jaren '80 alvorens een categorie E werd ingesteld. De pony's kregen in 1971 toen de NKB werd gereorganiseerd een eigen ponybestuur.
Toenadering
De NKB en de Federatie (later de KNF) groeiden dichter naar elkaar toe. In 1967 was in Den Bosch het eerste indoorconcours wat voor beide bonden was opengesteld. In 1971 kwam er een reorganisatie bij de NKB. Daarbij werden de structuren van de NKB en KNF beter op elkaar afgestemd met het oog op de toekomst. In 1975 werd deze beginnende vorm van samenwerking uitgebreid door samen een blad uit te geven: "De landelijke Ruiter". Dit werd in 1976 vervolgd met een gezamelijk wedstrijdregelement en een gezamelijk dressuurproevenboekje.
In 1993 werd "De landelijke Ruiter" vervangen door het blad "Paard en Sport" waar ook de NBVR in participeerde.
Intussen groeiden de rijverenigingen en ponyclubs in het land gestaag. Van zo'n 8500 in 1970 tot zo'n 21000 in 1980. Een groot deel daarvan bestond uit ponyruiters.
Het zwaartepunt van de NKB bleef liggen in Noord-Brabant; daar kwam zo'n 60% van de rijverenigingen vandaan! De bondsconcoursen werden vanaf 1975 tot 2002 in Wanroy gehouden, het hippische middelpunt van de NKB. De KNF had zijn eigen hippische middelpunt; het Federatiecentrum in Ermelo.
In 1996 maakten de 4 voorzitters van de NKB, KNF, NBVR en NPC een begin met wat de fusie zou worden tot KNHS. Deze werd in 2002 gerealiseerd.
Staffanfare
Een bijzonder onderdeel was Het Bereden Muziekkorps van de NCB oftewel de Staffanfare. Voor de oorlog waren er al plannen om een staffanfare op te richten. Helaas gooide de oorlog roet in het eten, zodat meteen na de oorlog de oprichting plaatsvond. Het korps in oorspronkelijk in Nijnsel opgericht en ging later over naar de NCB. Verschillende voorvaders van de huidige leden van De Nijnselse Ruiters en Ponyruiters waren lid van deze staffanfare, welke internationale faam vergaarde. De eerste dirigent was pastoor Willenborg uit Zijtaart en de eerste stoelrepetitie was in het parochiehuis van Nijnsel. Er waren wel enkele moeilijkheden; je moest geschikte paarden hebben en muzikanten die konden paardrijden (en niet andersom, ruiters die wat muziek konden spelen). De muzikanten moesten in de buurt wonen, zodat zij de wekelijkse repetities konden bijwonen. De staffanfare bestond uit ong 35-42 paarden. Het moeilijkste was instrumenten te verkrijgen. Gelukkig konden die de eerste jaren geleend worden van de harmonie waar de muzikanten speelden.Later kreeg de NCB eigen instrumenten in bezit. Het volgende probleem was: hoe krijg je de pauken en trom bevestigt op een paard en hoe moet je sturen als je een instrument bespeelt? Dit werd opgelost door grote beugels op een zwaar cavalleriezadel te maken en hulpteugels van trens naar stijgbeugels te maken.
De eerste keer oefenen was op een groot stuk heide met helpers erbij. Niet alle paarden vonden de instrumenten even leuk...
Er volgden vele optredens in de hele benelux op heel veel grote concoursen en koninklijke gelegenheden! Zo werd op het huwelijk van (toen nog) prinses Beatrix gespeeld en op de wijding van Bisschop Bekkers. In 1965 hief de fanfare zichzelf op; het was voor de leden niet meer op te brengen om zoveel te oefenen en zoveel te reizen. Wanneer u meer wilt lezen over de staffanfare wijs ik u graag op het in 2009 verschenen boek van Jan van der Aa en Piet van Alphen (samenst.), Staffanfare van de NCB Sint-Oedenrode 1938-1966 : Uniek muziekkorps te paard, uitgegeven door Heemkundige Kring De Oude Vrijheid .
Bron: De Landelijke Ruiter, A. Heuf & Van Boerensport tot Volkssport, T. Duffhues en J. Korsten